Boekenkast, poëzie

SLACHTRITUEEL

I
Het bokje gilt.
Mijn vader zit achter de heg.
Wil niets horen.
Mijn moeder in huis ook.
Ze drinken om hun geweten
schoon te wassen en
om het ritueel te vieren.

De pijn verzachten,
het lijden verkleinen:
mijn moeder smoort
de beestjes een zachte keeldood,
mijn vader smoort
het vlees in de pan met wijn,
maar zit vooralsnog
nu achter de heg.

II
Hij rijdt het afval weg,
de kruiwagen tuimelt
en een doodskopje rolt
langs zijn voeten over de grond.
Bij het oor gegrepen, raapt hij
het geleden leven op en
legt het in een kuil in de grond
krap één meter diep.

III
De tafel ligt vol vlees,
maar de poes pikt een koekje.
Een kleine jongen heeft honger.
Bestorven vlees. gevierendeeld
lichaam, dood leven.

Het vlees is gewassen, want
onschuldig, maar behaard.
Het is gesneden, want
te groot voor één mond.
Het wordt ingevroren, want
teveel voor één maaltijd en
te vers in geheugen.

IV
Een slachtritueel van één slachter,
twee glazen whiskey en drie jonge bokjes.
Een moeder hielp mee,
vader kon het niet.
Een vader zat achter de heg, bedacht
hoe dapper moeder was.
Een bokkekop viel uit het afvalvat,
maakte de kleine carnivoor hongerig, en
de diepvries vol bestorven vlees,
maar niemand kan nog eten.
Het geweten.

Poëzie

| home | Boekenkast | kijkdoos | reageer |