Sporen lezen in de stad
je loopt in de stad en opeens dringt een naargeestig spoor zich aan je op:
druppels bloed zwalken over het plaveisel, hier heeft iemand iets niet schoongemaakt, hier heeft iemand iets niet gezien, terwijl ik het niet wil, vertellen de bloedspatten mij het ongeziene delict, iemand was gewond en het evenwicht kwijt door de pijn, iemand liep dan snel, dan langzaam, heeft staan bijkomen tegen de muur, van links naar rechts door een donkere, smalle steeg van de stad; volg ik dit spoor en zie niemand voor me, niemand nog naast me, niemand. De schok van de druppels bloed -dat ben ik ook: van bloed- ... dan ben ik het spoor kwijt. Er was geen deur, er was geen andere steeg. Hier op de rode stenen van de stad heeft wel iemand schoongemaakt.
|
|